‘Ik richt me op wat wél goed gaat’

NIEUWKOMERS Vijftien was Ali, toen hij Afghanistan ontvluchtte en aankwam op het treinstation van Venlo. Alleen. Marieke Buijs, die hem de afgelopen vijf jaar op weg hielp, is onder de indruk van zijn optimisme en veerkracht.

Verscheen op Zaterdag 22 mei in NRC.

Vijftien was Ali, toen hij op 30 december 2015 aankwam op het grauwe treinstation van Venlo. De Afghaanse Ali houdt van bergen en wilde eigenlijk naar Zwitserland, maar onderweg ontmoette hij een alleenstaande landgenote die met haar kinderen naar Nederland reisde. Hij trok met hen op, en gaandeweg werd hun bergloze bestemming ook die van hem. En dus liepen ze in Venlo naar het politiebureau, waar ze zich meldden als asielzoekers. Zo werd Ali een van de 3.860 alleenstaande minderjarigen die hier in 2015 asiel aanvroegen.

Ik leerde Ali een jaar later kennen, toen hij een verblijfsvergunning had gekregen en naar Amsterdam was verhuisd. Ik had me als ‘maatje’ gemeld bij vrijwilligersorganisatie De Regenboog Groep, Ali stond open voor extra begeleiding. Ik ben journalist, Ali schreef poëzie, de coördinator zag aanknopingspunten en dus aan mij de opdracht hem op weg te helpen in zijn nieuwe stad.

We ontmoetten elkaar voor het eerst bij een café aan de noordoever van het IJ. Daar stapte hij binnen: gejaagde tred, ontwapenend gezicht en een ontluikend snorretje. Ali wilde leren koken en zocht hulp bij het kiezen van een opleiding, vertelde hij. Het klikte. Het ‘maatjes’-traject, dat zes maanden zou duren, hebben we naar twee jaar verlengd. En ook daarna bleef de band hecht, we hebben elkaars huissleutel. Zo heb ik van dichtbij kunnen zien hoe het een van de honderden Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV’s) die jaarlijks asiel krijgen in Nederland is vergaan. En wat het van Ali vergt om – soms tegen de klippen op – een leven vorm te geven in zijn nieuwe thuisland. 

23 april 2017, een appje:

“Hoi Mariek! Gaat het?

Kan je me even bellen als je tijd hebt?”

 Aan de telefoon vertelt hij over een spontaan plan. Hij gaat met vijf vrienden naar Parijs fietsen, de lichtstad sprak van jongs af aan al tot zijn verbeelding. Ze willen diezelfde middag nog vertrekken. Of ik een tentje te leen heb. Dat heb ik, maar ik ben op familieweekend en pas later die avond thuis.

“Dankjewel Marieka!!

We hebben al vertrokken.

Ik app je wel als ik in Brussel ben Slaap lekker!”

Ze hadden zich bedacht. Een tent was niet nodig, het was veel voordeliger om ’s nachts te fietsen en overdag een slaapplekje te zoeken. Daar ging hij, op zijn stadsfiets in een akelig koude aprilweek.

24 april:

“Ali! Het is pas dag 1, maar ik ben toch al heel benieuwd hoe het gaat. En bij elke regenbui moet ik aan jullie denken... Ik hoop dat je vingers er nog niet afgevroren zijn!”

“Heey Marieka!!

Ging helemaal niet wat wij verwachten. […] Lange verhaal ik zal het vertellen wanneer wij elkaar zien”

Met drie vrienden was Ali ’s nachts van Amsterdam naar Utrecht gefietst, via Almere, waar ze nog twee fietsmaatjes hadden opgehaald. Moe en verkleumd kwamen ze ’s ochtends aan. Ze kochten energiedrank, bananen en chips, en streken neer in een speeltuintje voor hun ontbijt. Na afloop deden ze een dutje, waaruit ze werden gewekt door de politie, die waarschuwde dat ze niet op een openbare plek mochten slapen.

Voordat de politie vertrok, informeerden de jongens naar het dichtstbijzijnde zwembad. Dan konden ze er bijkomen in het warme water.

Daar besloten ze hun verdere reisplannen af te blazen. Ali was de enige met een verblijfsvergunning. Het asielverzoek van drie reisgenoten was afgewezen, de andere twee zaten nog in de procedure en mochten het land niet uit. Als ze op dag één al met de politie van doen hadden, dan was de kans klein dat ze ongemerkt naar Frankrijk en weer terug konden komen. Die avond fietsten ze naar Ali’s huis, waar ze de rest van de vakantie samen doorbrachten.

Avontuur

Ik denk vaak aan dit avontuur, omdat het typisch is voor de Ali die ik in de loop van de tijd heb leren kennen. Het is tekenend voor zijn onbevangenheid en zijn ongebreidelde energie.

Ali was drie onzekere maanden op pad van Afghanistan naar Nederland. Bij stops onderweg deed hij dutjes naast de overvolle smokkelauto, waarbij hij zijn arm met een sjaal aan de trekhaak knoopte om er zeker van te zijn dat de truck niet zonder hem zou vertrekken. Tot drie keer toe stapte hij in een overvolle boot, in een poging de overtocht van Turkije naar Griekenland te maken. En wat doet hij als hij eenmaal veilig in Nederland is? Hij komt niet rustig op adem, maar grijpt de eerste de beste mogelijkheid om bij nacht en ontij op de fiets zijn nieuwverworven vrijheden te verzilveren.

Het is ook Ali ten voeten uit, omdat het een avontuur was met vrienden. De meeste fiets- maatjes ontmoette hij in het asielzoekerscentrum in Burgum, een dorpje op vijftien kilometer afstand van Leeuwarden. Daar deelde Ali in de maanden van zijn asielprocedure een caravan met vijf andere Afghaanse jongens. Het bleek de voedingsbodem voor een diepe vertrouwensband.

Aan het eind van de fietsvakantie die bij Ali thuis eindigde, was hij een deel van zijn garderobe kwijt. Ieder van zijn gasten had zich wat items toegeëigend. Ik begreep aanvankelijk niet dat dat Ali niet deerde, maar in de jaren die volgden zag ik hem op een fiets, met een telefoon of met een ov-chipkaart, die hij van zijn vrienden in bruikleen had. „Goede jongens”, noemt Ali ze. Ze openden zelfs een gezamenlijke rekening. Als ze daar iedere maand iets op zouden storten, hadden ze een buffer tegen het leed dat hen onevenredig vaak leek te treffen: een boete, een gemiste betaling waar incassokosten bij kwamen. Helaas bleek er zelden financiële armslag om in te leggen en stierf het initiatief een stille dood.

De fietstocht is ook exemplarisch voor de levenshouding die ik bewonder in deze nieuwe Nederlander. Ik ben geneigd de onderneming als mislukking te bestempelen: het was koud en nat, ze kwamen met de politie in aanraking en hebben na een dag rechtsomkeert gemaakt. Voor Ali was het een succes. „Ik word blij als ik eraan terugdenk”, zegt hij. „We hadden het gezellig en het voelde als een echt avontuur.” Hij laat een korrelige foto zien: Ali’s lachende gezicht met slotjesbeugel groot in beeld, daarachter in kleermakerszit op de rand van het fietspad zijn vijf vrienden, hun rugzakken en twee zakken chips naast zich op het pad.

In het klein, bij deze fietstocht, en in het groot, bij de opbouw van zijn leven in Nederland, helpt Ali mij inzien dat de waarde van een onderneming niet aan het resultaat is af te lezen, maar zit in de ervaringen die je gaandeweg opdoet. Een cliché van jewelste, maar ik ken niemand die daar zo naar leeft als hij.

Schoten bij de grens

Als zestienjarige kwam Ali in Amsterdam-Noord wonen, in een appartement dat hij deelde met een wisselend gezelschap van andere 16- en 17-jarige nieuwkomers. Ali was Afghanistan ontvlucht met zijn twee broers, schoonzus en peuternichtje en -neefje. Zijn ouders had Ali al op jonge leeftijd verloren. Hoe jong weet hij niet precies, maar zo jong dat hij zich hun gezichten niet meer voor de geest kan halen. Zijn oudste broer nam Ali na dat verlies onder zijn hoede en is zijn grote held.

Toen het gezelschap met een groep andere vluchtelingen te voet de grens tussen Iran en Turkije overstak, vielen er schoten. In de chaos die volgde, verloor Ali zijn familie uit het oog. Van zijn oudste broer en diens gezin heeft hij sindsdien niets meer vernomen. Zijn middelste broer bleek te zijn opgepakt en terug naar Afghanistan te zijn gestuurd.

Na de rampzalige vlucht was Ali helemaal alleen met het gemis van familie en thuisland en met de tergende onzekerheid over het lot van zijn grote broer en diens gezin. Hierover praat hij niet graag. Hij gelooft er niet in dat het de pijn zou kunnen verlichten.

Wel schreef hij dit gedicht:

Ik had een liefde, die me nabij stond als een goede vriend

Ik verlangde niet naar andere bloemen, doornen deerden me niet

Nu ontglipt de tijd me als een handvol zand En ben ik zonder gedachten of lijden

Mijn hart, je hebt nu niemand meer bij je Slechts wat herinneringen, aandenkens en gedachtenissen

Computercafé

Waar Ali wel graag over vertelt: het fijne leven dat hij leidde in Afghanistan. Hoe hij met vrienden voetbalde en met zijn familie het spectaculaire merengebied bij de oude stad Bamyan bezocht. Hoe hij na lang zeuren een motor kreeg van zijn oudste broer en daarmee door de bergen reed. Hoe zijn schoonzus hem ’s ochtends wekte voor een ontbijt van gebakken eieren, vers brood en warme melk met honing. Hoe hij onder schooltijd gamede in een computercafé, en de leerkracht betaalde om daar geen gelazer over te krijgen. Over zijn toekomst had hij geen zorgen, hij hielp mee in het goedlopende auto-onderdelenbedrijf van zijn familie.

Op zijn nieuwe stek moest Ali leren om alleen te leven. En in meer praktische zin: leren koken, de was doen en een huishouden runnen. Leren rondkomen van 58 euro leefgeld per week. Als er geen vrienden met kookervaring te logeren waren, bestond zijn dieet uit energiedrank, shoarma, gekookte aardappelen en ei.

Ali had een voogd. „Mijn Nidos”, noemde hij haar, naar haar werkgever, de stichting die in Nederland de voogdij voert over alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Hij had haar handtekening nodig bij formele zaken als de inschrijving voor een opleiding, maar hij zag haar slechts eens in de twee maanden.

Naast een voogd hadden Ali en zijn huisgenoten een mentor. Die kwam een paar keer per week langs en hielp bijvoorbeeld bij de aanvraag van een ov-kaart, of ging mee naar een gesprek met de leerplichtambtenaar. Met een van zijn mentoren ontwikkelde Ali een band. De andere drie of vier die de revue passeerden kan hij zich nauwelijks herinneren. Er woonden geen volwassenen bij de jongens, er was geen kop thee of luisterend oor na schooltijd. „Het zou mijn ouders verdriet hebben gedaan als ze zouden hebben geweten in welke situatie ik nu leef”, zei Ali bij een van onze eerste ontmoetingen.

Piloot

Tussen veel kopjes koffie en wandelingen door gingen Ali en ik eind 2016 aan de slag met de zoektocht naar een passende opleiding. Piloot, dat wilde hij van kindsbeen worden. Hij volgde pas vier maanden scholing specifiek voor nieuwkomers, maar had begrepen dat hij beter naar het mbo kon gaan. Bij de open dagen van ROC’s in Amsterdam ging er een wereld voor ons open. Hét mbo bleek niet te bestaan, het beroepsonderwijs omvat vier verschillende niveaus. Ali had geen rapporten meegenomen uit Afghanistan en zonder papiertje was hij alleen welkom op het laagste niveau, mbo-1, de zogenoemde entree-opleiding. Maar dat leek niet ideaal voor hem. Omdat er geen vooropleiding is vereist, zitten er vooral jongeren die elders in het schoolsysteem zijn gestrand en worstelen met hun motivatie. Bovendien beperken de Nederlandse lessen in de technische variant zich tot woorden als ‘schroevendraaier’ en ‘schakelaar’. Voor Ali zou het traject naar de ge- droomde pilotenopleiding lopen via het mbo- 2,-3 en -4, en zo’n zes of zeven jaar aan studietijd en -kosten betekenen.

Dat Ali alleen welkom was op het laagste opleidingsniveau, strookte niet met hoe ik hem zag. Hij is geïnteresseerd in wereldpolitiek, ethiek en geschiedenis en zuigt de Nederlandse taal op als een spons. Aan de spiegel boven zijn wasbak hingen oefenlijstjes met woorden in het Dari en in het Nederlands. Toen hij hier ruim een jaar woonde, bespraken we zowel de bio-industrie als euthanasie bij voltooid leven, tijdens een Afghaanse paaslunch die zijn vrienden hadden bereid. „Misschien zijn de koeien in die kleine stallen ook wel levensmoe”, grapte Ali. Weer een jaar later legde hij me haarfijn uit wat cultureel imperialisme ook alweer is.

Participatieverklaring

Tijdens zijn entree-opleiding werd Ali 17. Ik ging bij hem langs met taart en een kookboek. Hij zat verslagen op z’n kamer, had ruzie gehad op school. Hij piekerde veel. Over zijn broer in Afghanistan, die een ontwikkelingsstoornis heeft en niet echt zelfstandig kan leven, en over vrienden hier voor wie uitzetting dreigde. Hij sliep weinig. ’s Nachts zwierf hij urenlang rond om aan zijn gedachten te ontsnappen.

Toch ging hij door. Via Facebook traceerde hij een leerkracht uit Afghanistan, die zijn schoolrapport opzocht en inscande. We hebben het laten vertalen en normeren naar Nederlandse standaarden, het bood toegang tot een mbo-4-opleiding.

Nu doet Ali mbo-3/4 luchtvaarttechniek, maar het blijft zoeken. Hij vindt zijn huidige lessen lang niet altijd nuttig en gaat soms liever naar Schiphol, waar hij voor 7,50 euro per uur kratten asperges en sperziebonen uit containers tilt. Hij wil geld verdienen om naar zijn broer te sturen. „Stop met school, ga werken”, luidt het advies van sommige vrienden. „Je hebt niet eens een auto.”

Daarbij komt de stroom aan extra uitdagingen die schijnbaar nooit opdroogt. Ali is hier vijf jaar, heeft zijn inburgeringsexamens gehaald en dus wil hij een Nederlands paspoort aanvragen. Dat heeft hij ook nodig om stage te kunnen lopen op Schiphol. Maar laatst ontdekte hij dat hij eerst nog een participatieverklaring moet tekenen, waarin hij verklaart de Nederlandse waarden te onderschrijven. Daar zal hij in de loop van 2022 voor worden uitgenodigd, liet de gemeente Amsterdam hem weten. Wat dat betekent voor studie en stage, zal moeten blijken.

Moeilijke omstandigheden

Uit deze strubbelingen met zijn opleiding en de Nederlandse bureaucratie lees ik af dat het moeizaam gaat, het opbouwen van een nieuw leven. Maar ook hierin velt Ali een ander oordeel. Op Oudjaarsdag wandelden we door een bevroren duinlandschap en blikte hij terug op zijn eerste vijf jaar in Nederland. Hij is trots op zijn ontwikkeling, vertelde hij. „In het asielzoekerscentrum in Burgum vroeg ik mijn juf of ze joods was of christelijk. Ze vertelde dat ze geen religie had. Die nacht tolde het door mijn hoofd, ik kon me niet voorstellen dat iemand zonder geloof kan leven. Nu heb ik veel verschillende mensen ontmoet en weet ik meer van de wereld. Zelfs zo’n baantje op Schiphol helpt daarbij, ik zie daar dat ook in dit land mensen onder moeilijke omstandigheden werken en leven.”

Daarnaast geeft het Ali vertrouwen te merken dat hij makkelijk contact legt. Met collega’s bij zijn baantjes, met een priester tijdens een fietstocht naar Luxemburg of met een buurman op IJburg, van wie hij ’s zomers een surfplank leent. „Ik voel me bij veel mensen op mijn gemak. Daarom voel ik me ook op veel plekken thuis.” Soort van, voegt hij daar met een ongemakkelijke lach aan toe. Soort van, want het gaat niet altijd van harte.

Nederlanders vragen hem maar steeds waar hij vandaan komt en waar zijn ouders zijn. Ze kennen niet de gastvrijheid van Afghanistan, houden er vaste bezoektijden op na. Ze zijn direct, wantrouwen zijn geloof en zijn geneigd hem ongevraagd van alles uit te leggen, alsof hij weinig weet. Een van zijn docenten maakt denigrerende grappen over zijn herkomst. „De enige plek waar ik helemaal thuis ben, is Afghanistan, maar daar kan ik niet naartoe.”

Parijs

In Parijs is Ali uiteindelijk toch beland. Per bus en zonder vrienden. Maar zoals een niet-behaald doel geen mislukking hoeft te zijn, blijkt het bereiken van een bestemming ook geen garantie voor succes.

30 december 2017

„Hai Ali! Waar spook je vandaag uit? Heb je het nog leuk?”

„Ik was bij kapper in Paris”

„In Parijs?!!!!”

„Ja in paris”

„Dus je bent gegaan!! Wat knap Ali!”

„Hahah”

„Heb je mooie dingen gezien?”

„Niet veel

Paris is heel groot

En hier is ook geen goede weer”

Als ik kijk naar Ali’s eerste vijf jaar in Nederland, voel ik vooral bewondering. In het bijzonder voor de mentale veerkracht die hij, helemaal zelf, heeft opgebracht. „Als ik in een nare situatie zit, dan analyseer ik of ik er iets aan kan veranderen”, vertelt hij. „En als dat niet kan, dan laat ik het gaan en richt ik me op iets anders. Op iets dat wel goed gaat, al is het maar iets kleins.”

Vorige zomer vertelde Ali dat hij iets moois had ontdekt. Ik vermoedde dat hij ging vertellen dat hij verliefd was, maar het bleek om een heel andere ervaring te gaan. Hij vertelde dat hij weer ’s nachts op pad ging. Hardlopen, op IJburg. „De straten zijn verlaten, het is stil. Ik hoor alleen het water langs de kade en voel de warme wind op mijn huid.”

PDF als jpg.jpg
PDF als jpg - tweede spread.jpg